Wat als ik er niet meer ben om voor jou op te komen en voor…
Column Anne: Ik hou niet (meer) van rokjes
Nadja houdt van opruimen. Schone kleren in de kast leggen, boodschappen opruimen, zelf een doekje over het stof halen: laat Nadja maar schuiven. Ze weet precies waar alles moet en ze toont haar zelfstandigheid graag en met trots.
Dus, als ze haar kamer inrolt en vlak voordat ze de deur achter zich sluit tegen me zegt: “Ik ga iets voor mezelf doen”, knik ik tevreden. Mooi zo, ik trek me terug in het kantoor naast haar slaapkamer. Geconcentreerd werk ik door en vergeet de tijd, tot een waarschuwend stemmetje in mijn hoofd klinkt: het is wel heel stil in de kamer naast de mijne. Ik sta op en loop naar Nadja’s kamer. Ik hoor geen muziek, geen iPad, geen televisiegeluiden. Dat is vreemd. Voorzichtig open ik haar deur. Daar zit Nadja, ze heeft zich uit de rolstoel laten glijden en zit op haar knieën op de grond voor haar ladekast. Om haar heen liggen leggings en rokjes in een willekeurige woeste kluwen.
“Wat doe je?”, vraag ik verbaasd.
“Ik hou niet van rokjes”, zegt Nadja.
Perplex kijk ik haar aan. Jarenlang wilde ze alleen maar rokjes en jurkjes met eronder een legging om haar spalken onder te verstoppen. Dit komt voor mij volledig uit het niets.
“Niet meer dan”, stamel ik.
“Nee”, zegt ze. “Ik wil een spijkerbroek, meester Diderik heeft ook altijd een spijkerbroek aan.”
Aha, dat is het dus.
Ik zie dat ze zonder dat ik het gemerkt heb een vuilniszak uit de keukenla heeft gehaald. Die ligt naast haar op de grond, ze probeert hem open te krijgen.
“Wacht eventjes”, zeg ik streng. “We gaan niet zomaar al je rokjes weggooien, hoor.”
Fout.
“Wel!”, zegt Nadja fel. “Ik wil geen rokjes meer, ik wil een spijkerbroek!”
Ik laat haar begaan, ik weet uit ervaring dat het anders een duw-trek-gil-partij wordt. Onderwijl bedenk ik hoe ik het weer in juiste banen kan leiden. Als een kind dat de klas uit is gestuurd, trek ik me weer terug in mijn kantoor. Schrijven lukt nu niet goed meer. Later zie ik dat ze een volle vuilniszak naar de voordeur heeft gesleept. Klaar om weg te gooien.
Ik besluit mee te bewegen, dat wordt mijn tactiek. Ik pak de vuilniszak op en loop ermee naar buiten onder haar toeziend oog. Stiekem zet ik hem in de achterbak van mijn auto.
“Zo”, zeg ik opgeruimd. “En wat doe je morgen aan?”
“Mijn gymbroek”, antwoordt Nadja. Ze is niet voor één gat te vangen, die dochter van mij. Hij ligt al klaar op het plankje naast haar bed. Alles wat ik verder nog wil vragen of zeggen, slik ik in.
“En morgen een spijkerbroek kopen”, gaat Nadja vastberaden verder.
“Goed idee”, zeg ik en loop naar haar spaarpot. “Eens kijken, daar kun je één broek van kopen. Oké?” Ik laat het op haar inwerken.
“Of met jouw centjes?”, vraagt Nadja. De vragende ogen van een Disneyfiguur zijn er niets bij. “Hè?!”, zeg ik quasi geschokt en kijk haar met grote ogen aan. “Rokjes weggooien en dan van mijn centjes een broek kopen, dat is een beetje gek, toch?”
Ik zie haar Disneyogen veranderen. Ik heb beet. Ik heb begrip getoond, ze mag een spijkerbroek, daar ging het haar tenslotte om.
“Wat denk je hiervan”, zeg ik en hurk bij haar rolstoel, op ooghoogte kijk ik haar aan.
“We doen het om en om. De ene dag een rokje, de andere dag een spijkerbroek.” Ik laat een stilte vallen en pak dan door. “Als jij het goed vindt dat we de rokjes weer terugdoen in de la, krijg jij van mama’s centjes voor nog een broek, want een spijkerbroek moet ook weleens in de was, toch? Dan heb je er twee.”
Nadja’s ogen lichten op. “Goed!”, zegt ze en steekt twee duimen in de lucht.
Samen slepen we de vuilniszak weer terug naar haar kamer.