Skip to content

Tien vragen over prikkels en de werking in onze hersenen 

In onze huidige, drukke maatschappij hebben prikkels een steeds grotere impact op het functioneren van kinderen. Bij kinderen met een beperking komen problemen met de sensorische informatieverwerking (SI) veelvuldig voor. Dat terwijl een goed ontwikkelde prikkelverwerking een basisvoorwaarde is om allerlei vaardigheden aan te leren. Voor onze redactie reden om eens in deze problematiek te duiken. We legden SI-therapeut Miranda Zwijgers van Koninklijk Visio tien vragen voor. 

1. Wat wordt bedoeld met SI en hoe komt het dat sommige kinderen problemen hebben met het verwerken van prikkels? 

Sensorische informatieverwerking is het vermogen om informatie en prikkels vanuit je omgeving en vanuit je eigen lichaam op te nemen, deze te selecteren en daarna met elkaar in verband te brengen, te verwerken. 

Prikkels vanuit je omgeving en lichaam neem je op via de zintuigen. Dit zijn kijken, horen, voelen, proeven, ruiken. Maar dan zijn er nog drie die binnen de theorie van sensorische informatieverwerking bekeken worden en dat zijn het evenwichtsgevoel (vestibulair), spier- en gewrichtsgevoel (propriocepsis) en het gevoel vanuit de interne organen (interoceptief). Je reageert niet op alle prikkels; in je hoofd, in je hersenen, wordt een selectie gemaakt van welke prikkels op dat moment belangrijk zijn voor je. De binnengekomen prikkels worden in je hoofd samengevoegd waar er betekenis aan gegeven wordt, zodat de meest passende actie of reactie uitgevoerd kan worden. 

Als je wil begrijpen hoe het komt dat een kind overprikkeld raakt, is het goed te beseffen dat prikkelverwerking als begint voor de geboorte. Nog tijdens de zwangerschap kan een ongeboren kind al allerlei prikkels krijgen. De stem van de moeder, aanraking door aaien over de buik en beweging doordat een moeder zich draait in bed. Het leven uit het ontvangen van prikkels. De hersenen worden daarbij al ontwikkeld; immer de prikkels geven signalen af aan de hersenen die stimuleren deze hersenen stimuleren om verder te ontwikkelen. Er worden diverse zenuwbanen aangelegd. Hoe meer je de gelegenheid krijgt om ervaringen en prikkels op te doen, hoe groter de kans dat dit optimaal ontwikkelt. Je kunt je voorstellen dat als er dus ergens in dat traject of bij de geboorte iets mis gaat, bijvoorbeeld met één van de zintuigen, dan beïnvloed dat de aanleg van de hersenen en de aanleg van de zenuwbanen. Dat hoeft geen problemen te geven. Het kan dat een kind door eigen aanleg of alles om zich heen genoeg alternatieven ontwikkeld en de hersenen dat prima aan kunnen. Maar bij een groep andere kinderen zien we wel dat die ontwikkeling van informatieverwerking achter blijft lopen.    

2. Hoe wordt een diagnose gesteld? 

Officieel wordt er geen diagnose gesteld voor een sensorische informatieverwerkingsstoornis, maar geeft een SI-therapeut haar of zijn indruk van wat de mogelijke aandachtsgebieden in de ontwikkeling van de SI zijn voor een persoon. Dit wordt over het algemeen gedaan door een onderzoek naar het verleden (dossieronderzoek) te doen, een vragenlijst door ouders/ begeleiding en eventueel leerkracht in te laten vullen (vaak de Sensory Profile en de Schoolcompanion),  en daarnaast te observeren in relevante situaties of tijdens activiteiten van de persoon om in het echt te zien hoe iemand reageert op allerlei prikkels. 

3. Hoe herken je overprikkeling? 

Overprikkeling komt meestal niet voor op alle zintuigen, maar meestal bij slechts één of een paar zintuigen. Het is niet altijd meteen te herkennen, maar veelvoorkomend gedrag bij overprikkeling is van de prikkel weg willen gaan, handen over de oren, lichaamsdelen terugtrekken, het materiaal wat de prikkel veroorzaakt wegduwen, maar het kan ook zijn dat iemand heel onrustig gedrag laat zien, maar dit niet direct gekoppeld lijkt aan een prikkel. Onrustig gedrag kan zijn toename spanning van het lichaam, gaan huilen, weglopen, soms zelf agressief reageren. 

4. Hoe herken je onderprikkeling? 

Onderprikkeling kan ook op slechts een paar zintuigen voorkomen, dus voor die desbetreffende prikkels. Onderprikkeling valt meestal minder snel op. Dit zien we vaak doordat mensen erg rustig zijn, weinig initiatief tonen, wat sloom over kunnen komen, slappe houding hebben, veel hangen op de bank of in hun stoel of lekker half over de tafel hangen. Wat we vaak ook zien, is dat ze soms erg laat of niet reageren op aangeboden prikkels terwijl deze voor iemand zonder overprikkeling prima waar te nemen zijn. Er is ook een tegenovergesteld beeld wat ook hoort bij onderprikkeling. Dit zijn de mensen die ergens voelen dat ze bepaalde prikkels missen en hierdoor zelf actief op zoek gaan naar zoveel mogelijk prikkels om toch hun dosis aan prikkels op een dag te krijgen. Dan zien we vaak dat mensen veel bewegen, veel geluiden kunnen maken, overal aan kunnen zitten. Zij hebben door hun onderprikkeling soms wel vier keer meer prikkels nodig dan iemand zonder overprikkeling om alert te kunnen blijven. 

Bij onderprikkeling wordt minder snel hulp gezocht. Kinderen liggen dan vaak de hele dag heel rustig, eigenlijk lijken het vooral heel gemakkelijke kinderen. Bij kinderen die de hele dag schreeuwen, wordt eerder hulp gezocht omdat de ouders of begeleiders er simpelweg gek van worden.  

We zien ook vaak overprikkeling en onderprikkeling naast elkaar voorkomen bij een persoon. Iemand heeft bijvoorbeeld last van overprikkeling op het auditieve vlak, terwijl tegelijkertijd onderprikkeling voorkomt voor evenwichtsprikkeling. Dan zijn ze wel heel beweeglijk, maar ze kunnen dan heel slecht tegen geluid. Door te bewegen probeert een kind dan deze prikkels zelf op te zoeken. 

5. Zijn er een paar simpele tips om kinderen extra prikkels te geven? 

Prikkels die over het algemeen veilig zijn om aan te bieden als je niet weet of iemand op bepaalde zintuigen een over- of onderprikkeling kan hebben, zijn prikkels die met het spier- en gewrichtsgevoel te maken hebben. Dit noemen we ook wel het proprioceptieve zintuig. Er wordt ook wel gesproken over diepe druk activiteiten. Hierbij kun je denken aan massage, verzwaringsmaterialen die je over je lichaam heen legt (let op dat het niet te zwaar is waarbij je de ademhaling bij de borstkas belemmert of kwetsbare gewrichten en botten teveel belast), zwaardere materialen verplaatsen of sjouwen (bijvoorbeeld een  winkelwagentje duwen, helpen met vuilniszak wegbrengen). Er is een in het Nederlands vertaald boek: ‘Met plezier uit de pas’, waarin heel veel leuke ideeën staan. Verder zijn er op facebook of het internet ook veel leuke groepen en websites te vinden. Onder andere de facebookpagina: ‘Prikkels in de groep’. Voor meervoudig beperkte mensen zijn er ook mooie programma’s die hier zeker goed op aansluiten zoals de BIM-werkwijze, Ervaar het Maar, Active Learning enzovoort. 

6. Hoe kun je in een druk gezin prikkels wegnemen? 

Het is vooral goed om eerst bewust te zijn wat voor prikkels er zoal zijn door de dag heen en dan te bedenken welke prikkels echt storend kunnen zijn voor iemand. Soms ligt de basis al in het voorspelbaar maken van de prikkels die gaan komen. Communicatie en voorbereiden en aankondigen kan dan al heel veel verschil maken. Verder kan gekeken worden of activiteiten meer gekoppeld kunnen worden aan specifieke ruimtes in huis (als je de keuze hebt uiteraard). Wat we tegenwoordig op scholen ook steeds meer zien en wat je thuis misschien ook kunt creëren, is een stilteplekje. Een hoekje in een tent of in ieder geval een afgeschermde plek met rustige prikkels (een mooi lampje, zachte muziek) waar iemand zich kan ontspannen. 

7. Bestaat er medicatie om de prikkelverwerking te verbeteren? 

Er wordt nog geen medicatie voorgeschreven als er sprake is van aandachtspunten in de sensorische informatieverwerking. Wel zien we bij bepaalde diagnoses zoals ADHD dat er medicatie voorgeschreven wordt die de impulscontrole beïnvloedt waardoor iemand minder snel op allerlei prikkels reageert en zich wat beter kan concentreren. Zo zijn er ook natuurlijke bronnen die iemand kalmeren, maar het is nooit bewezen wat dit nu precies doet met de sensorische informatieverwerking. Daarom wordt dit ook nog niet toegepast. Gelukkig zijn er vaak nog heel veel dingen bij de persoon of de omgeving waar aan gewerkt kan worden. 

8. Zijn er hulpmiddelen die kunnen worden ingezet? 

Er zijn soms wel specifieke hulpmiddelen die ingezet worden. Deze worden helaas niet vergoed door de zorgverzekering en zijn daardoor dan ook niet altijd toegankelijk voor iedereen. Dit kan bijvoorbeeld een hulpmiddel tijdens het slapen zijn zoals een stretchlaken of ballendekbed dat druk geeft of eventueel een verzwaringsdeken (let wel op hoger risico op verstikkingsgevaar bij een verzwaringsdeken omdat je er niet door kunt ademen). Zo zijn er ook verschillende soorten drukvestjes die overdag gedragen kunnen worden. Een ander hulpmiddel is een hangmat die je niet aan twee punten ophangt, maar beide uiteinden aan één haak aan het plafond zodat je echt helemaal in de hangmat zit of ligt en de hangmat diepe druk op het hele lijf uitoefent. Gelukkig zijn er ook kleine materialen die minder kostbaar zijn en die voor sommige situaties heel bruikbaar zijn zoals kauw- en friemelmaterialen, wiebelkussentjes of geluidsdempende koptelefoons. Voor alles geldt echter dat je goed moet weten waar, wanneer en hoe lang je iets inzet. Zomaar materiaal inzetten of te lang inzetten, kan ook een averechts effect hebben. 

9. Is therapie mogelijk om prikkelverwerking te verbeteren? 

Therapie kan in sommige situaties zeker helpen. Met de huidige financiële structuur in de zorg is dit echter niet altijd even makkelijk. Soms zijn een paar behandelingen voldoende om iemand en het gezin of het systeem om hem of haar heen op weg te helpen. Maar in andere gevallen zou uitsluitend een langere periode van meer intensieve therapie veranderingen kunnen veroorzaken in de persoon. Dat is vaak niet haalbaar. Daarom wordt er ook steeds vaker gekeken naar hoe we situaties, dus de omgeving, kunnen aanpassen of hoe we het systeem kunnen coachen zodat zelf thuis elke dag aandacht kan worden besteed aan belangrijke activiteiten die mogelijk verandering kunnen bewerkstelligen. 

10. Zijn er boeken die ouders kunnen lezen zodat zij kun kind beter begrijpen en waar vind je een SI-therapeut? 

Ja, daar kan ik wel mee helpen: 

  1. Uit de pas – Carol Kranowitz 
  1. Met plezier uit de pas – Carol Kranowitz 
  1. Prikkels in de groep! – Ingrid van der Heijden, Sandra Stultiens-Houben, Robert de Hoog 
  1. Serie boeken ‘Wiebelen en friemelen’ – Monique Thoonsen, Carmen Lamp 
  1. Sensational Kids – Lucy Jane Miller (alleen in het Engels, maar ik ben zelf erg fan van dit boek) 
  1. Leven met sensaties – Winnie Dunn 

Waar vind je een SI-therapeut? Op de volgende websites zijn lijsten te vinden met therapeuten die een SI-scholing gevolgd hebben en gekwalificeerd zijn om een volledig SI-onderzoek te doen en eventueel therapie kunnen geven. 

www.nssi.nl 

www.anderskijkennaarkinderen.nl 

www.sensomotorische-integratie.nl 

Back To Top
Ga naar de inhoud